Skip to main content

De race

(The Race)

gedicht: Dee Groberg
vertaling: Ruben Landman

“Stop! Geef op! Je hebt verloren,” is wat men klaagt,
Er is nu zoveel tegen je, je ben nu niet geslaagd.
En terwijl ik al mijn hoofd laat hangen, mislukken is mijn vrees,
Wordt mijn val gebroken door de gedachte aan een race.

En hoop vervult mijn verslapte wil, als ik weer daar aan denk.
De gedachte aan die korte race voelt als een waar geschenk.
Een kinderrace, jonge mannen; daar zie ik ze weer gaan.
Vol spanning, maar ook vol van angst; je ziet ’t ze makkelijk aan.

Ze stelden zich op, zo vol van hoop. Elk dacht aan de ereplek.
Of gedeelde winst, of anders toch ten minste tweede stek.
En vaders stonden langs de kant, ze juichten voor hun zoon.
En elke knul wilde laten zien: “Ik ben de parel in de kroon.”

Het fluitje klonk; daar gingen ze, jong van hart, hoop zonder grens.
Winnen en hier de held zijn, was een ieders grote wens.
Eén jongen in het bijzonder, zijn vader stond langs de lijn,
Ging richting eerste plaats en dacht: “Hoe trots zal papa zijn.”

Terwijl hij door de velden rende, en over een klein gat,
Gleed de jongen, die zo goed ging, uit en ging toen plat.
Hij probeerde zijn val te breken, de handen voor zich uit,
En voor het lachende publiek ging hij dus onderuit.

Daar ging hij dus, en daarmee zijn hoop. Zijn winst spatte uiteen.
Beschaamd en sip wenste hij dat hij direct verdween.
Maar terwijl hij viel, stond vader op en zijn bezorgde blik bewees,
Dat de jongen daarin duidelijk las: “Sta op en win die race!”

Hij krabbelde op, het lukt nog best – daar zijn ze al,
En rende toen met man en macht als revanche voor zijn val.
Zo begerig om weer in te lopen en te jagen naar de eer,
Ging zijn hoofd sneller dan zijn benen. Hij gleed uit en viel dus weer.

Hij wenste dat hij was gestopt, al na de eerste keer.
Ik ben kansloos voor de overwinning nu, rennen hoeft niet meer.
Maar in het lachende publiek, was het vader die verrees,
Die vaste blik die nogmaals zei: “Sta op en win de race.”

Dus sprong hij op voor poging drie. Tien meter achterop.
Als ik nu heel hard rennen ga, dacht hij, loop ik zomaar weer aan kop.
Met alles wat hij in zich had, ging hij er een paar voorbij,
Hij probeerde zo hard vooraan te komen, dus hij gleed uit en viel daarbij.

Verslagen lag hij stilletjes, een traan gleed van zijn wang.
Doorgaan is zinloos – drie slagen en ik lig eruit – wat is nog ’t belang?
De wil om op te staan was weg, alle hoop vervloog.
Zo ver achter, zo ondermaats, dat behoeft geen lang betoog.

Wat heeft het nog voor zin, dacht hij, schande is mijn deel.
Maar toen dacht hij aan z’n vader, want die komt zo in beeld.
“Sta op,” klonk het als een echo door. “Sta op en heb geen vrees.
Je bent echt geen mislukkeling, dus sta op en win de race.”

Met geleende kracht, “Sta op,” zei die, “Denk niet dat je verliezen zal,
Want winnen is niet meer dan dit: sta op na elke val.”
Dus stond hij op, nog één maal voor de winst, bevlogen was hij subiet,
En of hij nou verloor of won, ‘t opgeven deed hij niet.

Zo ver achter de anderen nu, ’t was kansloos op z’n minst.
Toch gaf hij alles wat hij had en rende voor de winst.
Drie maal was hij gevallen, drie keer kwam hij overeind.
Te ver gezakt al voor de winst, toch rende hij tot het eind.

Ze juichten voor de winnaar, die het eerst was aanbeland.
Neus omhoog, en trots en blij; zonder te vallen, zonder schand.
Maar toen de gevallen jongen kwam, als laatste uit de bocht,
Juichte het publiek hem nóg harder toe voor het voltooien van de tocht.

En al kwam hij dan als laatste aan, zijn hoofd omlaag, niet kwiek;
Toch zou je zeggen dat hij gewonnen had, afgaand op het publiek.
Tegen zijn vader zei hij sip: “Ik had geen beste dag.”
“Voor mij won je,” zei vader toen, “Je ging door na elke slag.”

En als de dingen somber zijn en je leeft tussen hoop en vrees,
Dan helpt de herinnering aan die jongen mij telkens in mijn race.
Je leven is als die race, soms met een piek, dan weer een dal,
’t Enige wat je moet doen voor winst, is opstaan na je val.
“Stop!” “Geef op, je hebt verloren,” schreeuwt men zich nog wel hees.
Maar een andere stem zegt dan in mij: “Sta op en win de race!”