Skip to main content

5.10 De theorie in praktijk

Beide vertalers beweren niet bewust een vertaaltheorie te volgen. Van Dijk: “Het is altijd een afweging tussen vorm en inhoud. Of je bent heel vormvast en dan moet je de inhoud veranderen. Soms is het andersom: je houdt vast aan de inhoud, maar dan moet je b.v. aan de rijmwoorden knoeien. Ik volg dan niet letterlijk wat er staat, maar ik moet toch iets …” Van der Eerden wil zo dicht mogelijk bij het origineel blijven (in idee, tekst en vorm). Zij wil de vertaling niet aanpassen aan het publiek: “Ik ga het niet makkelijker schrijven dan het is.” Sondheim schrijft volgens haar vrij elitaire stukken, die een bepaald publiek hebben. Dat publiek moet je dan niet krampachtig willen uitbreiden. “Sweeney is het minst elitaire Sondheimstuk, maar het is absoluut geen volkstoneel.”

Het Engels en het Nederlands hebben volgens van Dijk bepaalde overeenkomsten. Hij heeft het vertalen van ‘zijn’ Cyrano naar het Engels ook van dichtbij meegemaakt: “Je komt bij vertalen altijd op meer lettergrepen uit dan het origineel. Dus moet je woorden omdraaien en zo om het net zo kort te zeggen. Vaak wordt het zoeken naar een equivalent dan moeilijk.”

Toen Van Dijk zijn eerste vertaling gebruikte om een nieuwe vertaling van Sweeney te maken, moest hij ervoor waken dat hij zich niet meer richtte op wat er zin voor zin gebeurt, maar zich liet meeslepen door zijn eigen woordgrapjes. Van der Eerden merkt op: “Je kunt niet onbewust vertalen, maar ik ben bezig met de Engelse tekst, niet met grammatica.”