Skip to main content

Nieuw land

(Neues Land)

tekst: Nena Kerner
vertaling: Ruben Landman

Deze morgen ben ik zo raar opgestaan
Ik was heel erg aangedaan
Kan het zijn dat wij elkaar verliezen?
Kan het zijn dat wij niet meer verliefd zijn?
Kan het zijn dat wij steeds meer verstarren?
Kan het zijn dat wij elkaar bedriegen?
’k Heb geen flauw idee meer, want ik weet het niet
Ik wil bij je blijven, maar deed je veel verdriet

Er is zo veel reden om te huilen
Er is nog veel meer reden blij te zijn
Elke dag met jou is een ervaring
Of ik wat ik ben dan met jou deel
Er is niets te doen of om te buigen
Wat telt, is hoe jij bent en hoe ik ben
En dat wij ons geluk niet meer verjagen
En onderweg ons ’t lachen niet vergaat

Ik heb geen recht te klagen
Wat ik niet ontken
Maar ik heb wel dagen
Dat ik somber ben

En wij gaan nu hand in hand
En wij trekken ook door de regen
Over water naar een heel nieuw land
Komen wij ons tegen

Ik laat alles onder me en zweef nu
En kijk van bovenaf naar het geheel
En voel opeens dat ik weer heel graag leef nu
Omdat ik nu mijn leven met jou deel

En wij gaan nu hand in hand
En wij trekken ook door de regen
Over water naar een heel nieuw land
Komen wij ons tegen

Gevoelens (fragment)

(Duits: Empfindungen; Engels: Feelings)

gedicht: Karl Marx
vertaling: Ruben Landman

Nimmer kan ik kalm bedrijven,
Wat mijn ziel zo sterk belust,
Nimmer meer behaaglijk blijven,
En ik raas door, zonder rust.

And’ren zijn maar opgetogen,
In een goede, kalme tred,
Hun voldoening steeds verhogen,
Zeggen slechts hun dankgebed.

Om mij heen een eeuwig dringen,
Eeuwig ruisen, vol van gloed,
Laat mij niet in ’t leven dwingen,
Stroom niet mee met elke vloed.

Hemel wil ik binnenlaten,
Wereld in mij op gaan slaan,
En in liefde en met haten
Bevend, sprank’lend verdergaan.

Alles moet mij gaan omgeven,
Tot de mooiste godengunst,
Wil naar diepe kennis streven,
Dan begrijp ik zang en kunst;

Werelden wil ik verwonden,
Zelf nooit iets tot stand gebracht,
Daar ze mij niet horen konden,
Stom, omringd door toverkracht.

Want de muren en de zalen,
Alle gaan er spoedig aan,
Net zijn ze tot niets vermalen,
Of een nieuw rijk dient zich aan.

En zo schuift het door de jaren,
Van het niets tot aan het al,
Van de wiegen tot de baren,
Steeds weer rijzen, steeds een val.

Laat ons daarom alles wagen,
Zonder stoppen, zonder rust;
Maar niet stemloos, zonder vragen,
En met niets doen, uitgeblust.

Dus het hoofd niet laten hangen,
Onder nederig juk vol angst,
Slechts het uitzien, het verlangen,
En het doen blijven het langst.

Tedere tijd

(Kärlekens tid)

tekst: Ylva Eggehorn
vertaling: Ruben Landman

Raak mij nu aan
Vul mijn leven tot de randen
Ik was nog een kind toen
Zocht naar mijn lied

Wie heeft mijn smart?
Wie ontnam mij van de gave?
Die gaf mij m’n krachten
Ik was een kind

Tedere tijd
Die bewaarde mijn verlangen
Ik was nog een kind toen
Zocht naar mijn lied

Raak mij nu aan
Vul mijn leven tot de randen
Jij gaf mij m’n honger
Ik ben een kind

De race

(The Race)

gedicht: Dee Groberg
vertaling: Ruben Landman

“Stop! Geef op! Je hebt verloren,” is wat men klaagt,
Er is nu zoveel tegen je, je ben nu niet geslaagd.
En terwijl ik al mijn hoofd laat hangen, mislukken is mijn vrees,
Wordt mijn val gebroken door de gedachte aan een race.

En hoop vervult mijn verslapte wil, als ik weer daar aan denk.
De gedachte aan die korte race voelt als een waar geschenk.
Een kinderrace, jonge mannen; daar zie ik ze weer gaan.
Vol spanning, maar ook vol van angst; je ziet ’t ze makkelijk aan.

Ze stelden zich op, zo vol van hoop. Elk dacht aan de ereplek.
Of gedeelde winst, of anders toch ten minste tweede stek.
En vaders stonden langs de kant, ze juichten voor hun zoon.
En elke knul wilde laten zien: “Ik ben de parel in de kroon.”

Het fluitje klonk; daar gingen ze, jong van hart, hoop zonder grens.
Winnen en hier de held zijn, was een ieders grote wens.
Eén jongen in het bijzonder, zijn vader stond langs de lijn,
Ging richting eerste plaats en dacht: “Hoe trots zal papa zijn.”

Terwijl hij door de velden rende, en over een klein gat,
Gleed de jongen, die zo goed ging, uit en ging toen plat.
Hij probeerde zijn val te breken, de handen voor zich uit,
En voor het lachende publiek ging hij dus onderuit.

Daar ging hij dus, en daarmee zijn hoop. Zijn winst spatte uiteen.
Beschaamd en sip wenste hij dat hij direct verdween.
Maar terwijl hij viel, stond vader op en zijn bezorgde blik bewees,
Dat de jongen daarin duidelijk las: “Sta op en win die race!”

Hij krabbelde op, het lukt nog best – daar zijn ze al,
En rende toen met man en macht als revanche voor zijn val.
Zo begerig om weer in te lopen en te jagen naar de eer,
Ging zijn hoofd sneller dan zijn benen. Hij gleed uit en viel dus weer.

Hij wenste dat hij was gestopt, al na de eerste keer.
Ik ben kansloos voor de overwinning nu, rennen hoeft niet meer.
Maar in het lachende publiek, was het vader die verrees,
Die vaste blik die nogmaals zei: “Sta op en win de race.”

Dus sprong hij op voor poging drie. Tien meter achterop.
Als ik nu heel hard rennen ga, dacht hij, loop ik zomaar weer aan kop.
Met alles wat hij in zich had, ging hij er een paar voorbij,
Hij probeerde zo hard vooraan te komen, dus hij gleed uit en viel daarbij.

Verslagen lag hij stilletjes, een traan gleed van zijn wang.
Doorgaan is zinloos – drie slagen en ik lig eruit – wat is nog ’t belang?
De wil om op te staan was weg, alle hoop vervloog.
Zo ver achter, zo ondermaats, dat behoeft geen lang betoog.

Wat heeft het nog voor zin, dacht hij, schande is mijn deel.
Maar toen dacht hij aan z’n vader, want die komt zo in beeld.
“Sta op,” klonk het als een echo door. “Sta op en heb geen vrees.
Je bent echt geen mislukkeling, dus sta op en win de race.”

Met geleende kracht, “Sta op,” zei die, “Denk niet dat je verliezen zal,
Want winnen is niet meer dan dit: sta op na elke val.”
Dus stond hij op, nog één maal voor de winst, bevlogen was hij subiet,
En of hij nou verloor of won, ‘t opgeven deed hij niet.

Zo ver achter de anderen nu, ’t was kansloos op z’n minst.
Toch gaf hij alles wat hij had en rende voor de winst.
Drie maal was hij gevallen, drie keer kwam hij overeind.
Te ver gezakt al voor de winst, toch rende hij tot het eind.

Ze juichten voor de winnaar, die het eerst was aanbeland.
Neus omhoog, en trots en blij; zonder te vallen, zonder schand.
Maar toen de gevallen jongen kwam, als laatste uit de bocht,
Juichte het publiek hem nóg harder toe voor het voltooien van de tocht.

En al kwam hij dan als laatste aan, zijn hoofd omlaag, niet kwiek;
Toch zou je zeggen dat hij gewonnen had, afgaand op het publiek.
Tegen zijn vader zei hij sip: “Ik had geen beste dag.”
“Voor mij won je,” zei vader toen, “Je ging door na elke slag.”

En als de dingen somber zijn en je leeft tussen hoop en vrees,
Dan helpt de herinnering aan die jongen mij telkens in mijn race.
Je leven is als die race, soms met een piek, dan weer een dal,
’t Enige wat je moet doen voor winst, is opstaan na je val.
“Stop!” “Geef op, je hebt verloren,” schreeuwt men zich nog wel hees.
Maar een andere stem zegt dan in mij: “Sta op en win de race!”

Wild van nature

(Born To Be Wild)

tekst: Mars Bonfire
vertaling: Ruben Landman

Laat je motor ronken
Stuur de grote weg op
Zoek naar avonturen
In wat ook maar komen gaat

Ja, lieverd
Het gaat echt gebeuren
Hou de wereld in een zachte greep
Verschiet al je kruit meteen en
Knal weg als een streep

’k Hou van rook en bliksem
Zwaar metaalgedonder
Scheuren in de wind
Daar voel ik me heerlijk onder

Als een kind, eerlijk en puur,
Zijn we wild
Wild van natuur
En we worden zo groot
Ik wil ook nooit meer dood
Wild van nature
Wild van nature

Wie doet er wie iets aan

(Vem kommer såra vem ikväll)

tekst: Anders Glenmark
vertaling: Ruben Landman

Vier vermoeide, lege ogen
Gespannen sfeer in huis
Twee stille, strakke koppen
Geïnfecteerde
Getroebleerde woorden
Door twee dichte deuren

Geen van beiden weet goed waarom
De kilte binnenkwam
Gebroken harten huilen
Genegenheid
Was weggekropen
Lijkt nu ook echt
Afgelopen

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet er wie iets aan

Lang geleden, toen de liefde
Boordevol van passie was
Was de relatie eerlijk
Nu hebben we gescheiden kamers
Zonder warmte
Zonder vreugde

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet er wie iets aan
Hoe lang nog voordat we bloeden
Wie doet er wie iets aan
Hoe lang nog voordat we bloeden

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)

We wensen, we durven, we zijn
We leven, we hopen, we zijn nooit kwaad
We willen, we hebben, we vrijen
We denken, geloven, we zaaien zaad

Licht als een zomervlinder


(Lätt som en sommarfjäril)

tekst: Björn Ulvæus
vertaling: Ruben Landman

Licht als een zomervlinder
Zo was zijn eerste kus
En daarmee stak hij een vuur aan
Dat eerst niet brandde dus

Licht als een zomervlinder
Zoenlippen in mijn nek
Maar wat wist ik van de liefde
Dat is toch niet zo gek

Op mijn stad in roes scheen een licht pardoes
Want wij zoenden toen weer opnieuw
En zijn handen onder mijn witte bloes
Vonden zonder zoeken hun weg

Ja, ik voel nog steeds de warmte
Met hem was ’t hier zo knus
Zo licht als een zomervlinder
Zijn allereerste kus

Pakt het lot jouw hand, sta je aan de kant
Ach, een mens wordt zo doodgedrukt
Weer een ander staat aan de afgrondsrand
Met een open wond in zijn ziel

Ik voel nog steeds de warmte
Met hem was ’t hier zo knus
Zo licht als een zomervlinder
Zijn allereerste kus

Waar geen walvis ooit meer zingt

(Where The Whales Have Ceased To Sing)

tekst: Björn Ulvæus
vertaling: Ruben Landman

Kijk, een oude man gooit
broodkruim naar de spreeuwen
Rustig op een bankje bij
de kinderspeelplaats
En hij knikt en hij glim-
lacht om zorgeloze kleuters
Ik bekijk de oude man
en ook de kleuters
Maar opeens voel ik een
ril – ik voel me eenzaam
Het is laat op de dag
en de lucht wordt al wat frisser
Het wordt tijd om te gaan
want de nacht zal spoedig vallen

Weer zo’n slapeloze nacht
Dat ik op de ochtend wacht
Als zovele al hiervoor
Tot ik toch zijn sleutel hoor
Ben verbaasd om zijn gepraat
licht als vogels in de lucht
Maar de boodschap die hij brengt
Is een vleugel die weerklinkt
Als de oceaan verrimpelt
Waar geen walvis ooit meer zingt

Van de glijbaan komt
mijn zusters jongste dochter
Giechels stromen door de lucht
als helder water
En haar hand is zo warm,
vol vertrouwen, maar ook smerig
Tegenwoordig wil ik
dat ik ze zie lachen
Er knapt iets in me als
één van hen moet huilen
Ik kijk om als we gaan:
er zit niemand op het bankje
Maar de spreeuwen gaan door
Want ze blijven altijd zoeken

Weer zo’n slapeloze nacht…

De film die ik wil zien

(The Film I’d Like To See)

tekst: Björn Ulvæus
vertaling: Ruben Landman

De tijd verstrijkt
Dit is mijn kans
Ik weet dat hij het wil
en steeds wanneer zijn arm
de mijne raakt
Voel ik een fijne schok
maar ik ben verstijfd
“Ik moet eruit,
Jij misschien ook?”
Nog steeds die fijne lach
En als ik zie hoe hij
naar buiten gaat
en mij hier achterlaat
Zie ik een speelfilm in mijn hoofd

Ik voel me licht
Mijn hart verdoofd
En als in trance
Stoot ik mijn hoofd
“Laat me erdoor,
hé, laat me nou toch gaan
en uit de trein, misschien”
Dat is de film die ik wil zien
Kom bij de deur
en ik stap uit
Dit is de start
En het besluit
En in de
regen staat hij daar
helemaal voor mij
(Ziet me zoals ik ben,
wie ik zou willen zijn
dat is het wondertje)
Dat is de film die ik wil zien

Ik was een grote
lafaard, nog steeds
Wacht ik maar af
Verdoe mijn tijd
stel de beslissing uit
om later te ontdekken
dat het te laat is geweest
En nu zie ik hem lopen,
voorbij mijn raampje
Vertraagt zijn gang, ik wist het wel,
en draait zich om
Hij heeft een triest gezicht
Hij kijkt me aan en dan
Zie ik de speelfilm nog een keer

Van onder ’t bolwerk van de hemel

(Allt under himmelens fäste)

tekst: traditioneel
vertaling: Ruben Landman

Van onder ’t bolwerk van de hemel
daar zijn de sterren klein
Van onder ’t bolwerk van de hemel
daar zijn de sterren klein
De vriend die ik zo liefheb
zal nooit de mijne zijn

Hij ging uit mijn gedachten
dat hielp mij niet vooruit
Hij ging uit mijn gedachten
dat hielp mij niet vooruit
Ik schonk aan hem mijn vertrouwen
tot aan mijn krijtwitte dood

Omdat hij dus bij mij weg was
en ik een ander vond
Omdat hij dus bij mij weg was
en ik een ander vond
Maar ik kreeg niet wie ik wilde
hij bleef een diepe wond