Skip to main content

Auteur: Ruben Landman

ABBA

ABBA, da’s een popgroep, maar ook een merk
Van ingeblikte Zweedse vis
Spul dat hier nauwelijks te krijgen is
Dus verwarring hierover lijkt me sterk

Maar om niet in problemen te geraken
Vond het viertal heel veel dingen
Om mooie liedjes over te zingen
En die hebben niets met vis te maken

Regen op het dak

(Rain On The Roof; uit: Follies)

tekst: Stephen Sondheim
vertaling: Ruben Landman

De regen op het dak gaat weer van
Tik-tikke-tak
Tik-tikke-tak-tikke,
Tikt op ’t dak,
En dat gebeurt al vele uren.
Ontspan en
Luister naar de regen die gaat van
Plonk-plinke-plink,
Plonk-plinke-plink-plinke,
Wees niet zo flink
Het kan nog wel even een duren.

Regen, regen, ga niet voorbij.
Ik kijk omhoog,
’t Regent maar door,
Ik blijf
Warm en droog

Tikke-takke voor mij …

De regen op het dak gaat weer van
Tik-tikke-tak
(Kus)
Plonk-plinke-plink
(Kus)
Plenk
(Kus)
’t Is helaas
geen wervelwind,
Wat ik nog veel
(Kus kus)
Leuker vind.

Regen, regen, ga niet voorbij.
Ik kijk omhoog,
’t Regent maar door,
Ik blijf
Warm en droog

De regen op het dak gaat weer van
Tik-tikke-tak
(Kus)
Plinke-plink
(Kus)
Plenk
(Kus)

’t Is helaas
geen wervelwind,
Wat ik nog veel
(Kus kus)
Leuker vind.

De waanzin nabij

(Losing My Mind; uit: Follies)

tekst: Stephen Sondheim
vertaling: Ruben Landman

De zon komt op,
Ik denk steeds aan jou.
De koffiekop,
Ik denk steeds aan jou.
Ik wil je zo,
Ik ben de waanzin nabij.

’t Is etenstijd,
Ik denk steeds aan jou.
Een laat ontbijt,
Ik denk steeds aan jou.
En niemand weet ’t:
Ik ben de waanzin nabij.

De hele dag
Doe ik elke nare klus,
maar jouw droom houdt aan.
Van tijd tot tijd
Blijf ik plotseling weer staan,
Ga niet naar links,
En niet naar rechts.

Ik doof het licht,
Ik denk steeds aan jou.
Doe geen oog meer dicht,
Ik denk steeds aan jou.
Hield jij wel van mij,
Of maakte je mij zomaar blij?
Of ben ik de waanzin nabij?

Ik wil je zo graag,
Ik ben de waanzin nabij.
En niemand weet ’t:
Ik ben de waanzin nabij.

De hele dag
Doe ik elke nare klus,
maar jouw droom houdt aan.
Van tijd tot tijd
Blijf ik plotseling weer staan,
Ga niet naar links,
En niet naar rechts.

Ik doof het licht,
Ik denk steeds aan jou.
Doe geen oog meer dicht,
Ik denk steeds aan jou.
Hield jij wel van mij,
Of maakte je mij zomaar blij?
Of ben ik de waanzin nabij?

Nieuw land

(Neues Land)

tekst: Nena Kerner
vertaling: Ruben Landman

Deze morgen ben ik zo raar opgestaan
Ik was heel erg aangedaan
Kan het zijn dat wij elkaar verliezen?
Kan het zijn dat wij niet meer verliefd zijn?
Kan het zijn dat wij steeds meer verstarren?
Kan het zijn dat wij elkaar bedriegen?
’k Heb geen flauw idee meer, want ik weet het niet
Ik wil bij je blijven, maar deed je veel verdriet

Er is zo veel reden om te huilen
Er is nog veel meer reden blij te zijn
Elke dag met jou is een ervaring
Of ik wat ik ben dan met jou deel
Er is niets te doen of om te buigen
Wat telt, is hoe jij bent en hoe ik ben
En dat wij ons geluk niet meer verjagen
En onderweg ons ’t lachen niet vergaat

Ik heb geen recht te klagen
Wat ik niet ontken
Maar ik heb wel dagen
Dat ik somber ben

En wij gaan nu hand in hand
En wij trekken ook door de regen
Over water naar een heel nieuw land
Komen wij ons tegen

Ik laat alles onder me en zweef nu
En kijk van bovenaf naar het geheel
En voel opeens dat ik weer heel graag leef nu
Omdat ik nu mijn leven met jou deel

En wij gaan nu hand in hand
En wij trekken ook door de regen
Over water naar een heel nieuw land
Komen wij ons tegen

Gevoelens (fragment)

(Duits: Empfindungen; Engels: Feelings)

gedicht: Karl Marx
vertaling: Ruben Landman

Nimmer kan ik kalm bedrijven,
Wat mijn ziel zo sterk belust,
Nimmer meer behaaglijk blijven,
En ik raas door, zonder rust.

And’ren zijn maar opgetogen,
In een goede, kalme tred,
Hun voldoening steeds verhogen,
Zeggen slechts hun dankgebed.

Om mij heen een eeuwig dringen,
Eeuwig ruisen, vol van gloed,
Laat mij niet in ’t leven dwingen,
Stroom niet mee met elke vloed.

Hemel wil ik binnenlaten,
Wereld in mij op gaan slaan,
En in liefde en met haten
Bevend, sprank’lend verdergaan.

Alles moet mij gaan omgeven,
Tot de mooiste godengunst,
Wil naar diepe kennis streven,
Dan begrijp ik zang en kunst;

Werelden wil ik verwonden,
Zelf nooit iets tot stand gebracht,
Daar ze mij niet horen konden,
Stom, omringd door toverkracht.

Want de muren en de zalen,
Alle gaan er spoedig aan,
Net zijn ze tot niets vermalen,
Of een nieuw rijk dient zich aan.

En zo schuift het door de jaren,
Van het niets tot aan het al,
Van de wiegen tot de baren,
Steeds weer rijzen, steeds een val.

Laat ons daarom alles wagen,
Zonder stoppen, zonder rust;
Maar niet stemloos, zonder vragen,
En met niets doen, uitgeblust.

Dus het hoofd niet laten hangen,
Onder nederig juk vol angst,
Slechts het uitzien, het verlangen,
En het doen blijven het langst.

Tedere tijd

(Kärlekens tid)

tekst: Ylva Eggehorn
vertaling: Ruben Landman

Raak mij nu aan
Vul mijn leven tot de randen
Ik was nog een kind toen
Zocht naar mijn lied

Wie heeft mijn smart?
Wie ontnam mij van de gave?
Die gaf mij m’n krachten
Ik was een kind

Tedere tijd
Die bewaarde mijn verlangen
Ik was nog een kind toen
Zocht naar mijn lied

Raak mij nu aan
Vul mijn leven tot de randen
Jij gaf mij m’n honger
Ik ben een kind

De race

(The Race)

gedicht: Dee Groberg
vertaling: Ruben Landman

“Stop! Geef op! Je hebt verloren,” is wat men klaagt,
Er is nu zoveel tegen je, je ben nu niet geslaagd.
En terwijl ik al mijn hoofd laat hangen, mislukken is mijn vrees,
Wordt mijn val gebroken door de gedachte aan een race.

En hoop vervult mijn verslapte wil, als ik weer daar aan denk.
De gedachte aan die korte race voelt als een waar geschenk.
Een kinderrace, jonge mannen; daar zie ik ze weer gaan.
Vol spanning, maar ook vol van angst; je ziet ’t ze makkelijk aan.

Ze stelden zich op, zo vol van hoop. Elk dacht aan de ereplek.
Of gedeelde winst, of anders toch ten minste tweede stek.
En vaders stonden langs de kant, ze juichten voor hun zoon.
En elke knul wilde laten zien: “Ik ben de parel in de kroon.”

Het fluitje klonk; daar gingen ze, jong van hart, hoop zonder grens.
Winnen en hier de held zijn, was een ieders grote wens.
Eén jongen in het bijzonder, zijn vader stond langs de lijn,
Ging richting eerste plaats en dacht: “Hoe trots zal papa zijn.”

Terwijl hij door de velden rende, en over een klein gat,
Gleed de jongen, die zo goed ging, uit en ging toen plat.
Hij probeerde zijn val te breken, de handen voor zich uit,
En voor het lachende publiek ging hij dus onderuit.

Daar ging hij dus, en daarmee zijn hoop. Zijn winst spatte uiteen.
Beschaamd en sip wenste hij dat hij direct verdween.
Maar terwijl hij viel, stond vader op en zijn bezorgde blik bewees,
Dat de jongen daarin duidelijk las: “Sta op en win die race!”

Hij krabbelde op, het lukt nog best – daar zijn ze al,
En rende toen met man en macht als revanche voor zijn val.
Zo begerig om weer in te lopen en te jagen naar de eer,
Ging zijn hoofd sneller dan zijn benen. Hij gleed uit en viel dus weer.

Hij wenste dat hij was gestopt, al na de eerste keer.
Ik ben kansloos voor de overwinning nu, rennen hoeft niet meer.
Maar in het lachende publiek, was het vader die verrees,
Die vaste blik die nogmaals zei: “Sta op en win de race.”

Dus sprong hij op voor poging drie. Tien meter achterop.
Als ik nu heel hard rennen ga, dacht hij, loop ik zomaar weer aan kop.
Met alles wat hij in zich had, ging hij er een paar voorbij,
Hij probeerde zo hard vooraan te komen, dus hij gleed uit en viel daarbij.

Verslagen lag hij stilletjes, een traan gleed van zijn wang.
Doorgaan is zinloos – drie slagen en ik lig eruit – wat is nog ’t belang?
De wil om op te staan was weg, alle hoop vervloog.
Zo ver achter, zo ondermaats, dat behoeft geen lang betoog.

Wat heeft het nog voor zin, dacht hij, schande is mijn deel.
Maar toen dacht hij aan z’n vader, want die komt zo in beeld.
“Sta op,” klonk het als een echo door. “Sta op en heb geen vrees.
Je bent echt geen mislukkeling, dus sta op en win de race.”

Met geleende kracht, “Sta op,” zei die, “Denk niet dat je verliezen zal,
Want winnen is niet meer dan dit: sta op na elke val.”
Dus stond hij op, nog één maal voor de winst, bevlogen was hij subiet,
En of hij nou verloor of won, ‘t opgeven deed hij niet.

Zo ver achter de anderen nu, ’t was kansloos op z’n minst.
Toch gaf hij alles wat hij had en rende voor de winst.
Drie maal was hij gevallen, drie keer kwam hij overeind.
Te ver gezakt al voor de winst, toch rende hij tot het eind.

Ze juichten voor de winnaar, die het eerst was aanbeland.
Neus omhoog, en trots en blij; zonder te vallen, zonder schand.
Maar toen de gevallen jongen kwam, als laatste uit de bocht,
Juichte het publiek hem nóg harder toe voor het voltooien van de tocht.

En al kwam hij dan als laatste aan, zijn hoofd omlaag, niet kwiek;
Toch zou je zeggen dat hij gewonnen had, afgaand op het publiek.
Tegen zijn vader zei hij sip: “Ik had geen beste dag.”
“Voor mij won je,” zei vader toen, “Je ging door na elke slag.”

En als de dingen somber zijn en je leeft tussen hoop en vrees,
Dan helpt de herinnering aan die jongen mij telkens in mijn race.
Je leven is als die race, soms met een piek, dan weer een dal,
’t Enige wat je moet doen voor winst, is opstaan na je val.
“Stop!” “Geef op, je hebt verloren,” schreeuwt men zich nog wel hees.
Maar een andere stem zegt dan in mij: “Sta op en win de race!”

Wild van nature

(Born To Be Wild)

tekst: Mars Bonfire
vertaling: Ruben Landman

Laat je motor ronken
Stuur de grote weg op
Zoek naar avonturen
In wat ook maar komen gaat

Ja, lieverd
Het gaat echt gebeuren
Hou de wereld in een zachte greep
Verschiet al je kruit meteen en
Knal weg als een streep

’k Hou van rook en bliksem
Zwaar metaalgedonder
Scheuren in de wind
Daar voel ik me heerlijk onder

Als een kind, eerlijk en puur,
Zijn we wild
Wild van natuur
En we worden zo groot
Ik wil ook nooit meer dood
Wild van nature
Wild van nature

Wie doet er wie iets aan

(Vem kommer såra vem ikväll)

tekst: Anders Glenmark
vertaling: Ruben Landman

Vier vermoeide, lege ogen
Gespannen sfeer in huis
Twee stille, strakke koppen
Geïnfecteerde
Getroebleerde woorden
Door twee dichte deuren

Geen van beiden weet goed waarom
De kilte binnenkwam
Gebroken harten huilen
Genegenheid
Was weggekropen
Lijkt nu ook echt
Afgelopen

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet er wie iets aan

Lang geleden, toen de liefde
Boordevol van passie was
Was de relatie eerlijk
Nu hebben we gescheiden kamers
Zonder warmte
Zonder vreugde

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet er wie iets aan
Hoe lang nog voordat we bloeden
Wie doet er wie iets aan
Hoe lang nog voordat we bloeden

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen
Wie doet vanavond wie iets aan
Wie gaat er dit keer huilen

Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)
Wie doet er wie iets aan
(Wie doet vanavond wie iets aan)

We wensen, we durven, we zijn
We leven, we hopen, we zijn nooit kwaad
We willen, we hebben, we vrijen
We denken, geloven, we zaaien zaad

Eén kleine stap

(Just One Step; uit: Songs For A New World)

tekst: Jason Robert Brown
vertaling: Ruben Landman

Arie,
Ik sta buiten, Arie.
En ik kom er niet meer op terug.

Je koopt dus geen bontjas voor mij?
Nou, dat is best, Arie.
Want ik kreeg ook al geen hond
Niet dat ik veel van je vraag,
Zoals een huis in Den Haag.
Alsof je ’t niet kon betalen…
Vertel wat nieuws!

Ik kibbel maar niet om die jas,
Dus laat maar gaan, Arie.
Als je daar een puntje van maakt,
Nou goed, dan weten we dat.
Maar, Arie, maak je borst nat,
Want ja, het is nu tijd voor actie.
Dit ga ik doen:

Goed, je wilt me kennelijk niet meer.
Ben niet meer zo jong en sensueel.
Prima hoor, je deed me vaker zeer.
Dus zeur ik maar niet
En ik laat ook geen traan,
Ik krijg immers toch niet wat ik wilde.

Dus zet ik gewoon die ene stap,
Eén kleine stap
En Arie,
Door die stap ben ik vrij.
Kleine stap,
Jij zit niet in de penarie.
Ik ben vrij
En dan ben jij vast blij.
Da’s toch simpel, Arie?
Kijk maar…

Jij vindt dit misschien een grap?
Nou, ’t is geen grap, Arie.
Arie…

Ik heb geloof nu al publiek,
Zo’n tachtig man maximaal.
Leuk item voor het Journaal.
Ma, is daar het Shownieuws al?
En Albert ook.
O, hai Albert!

Nu maak ik je moeder niet meer ziek,
Want ze vond me toch al niet zo leuk.
Kijk, ze gooit juwelen naar ‘t publiek!

Zeg het woord maar en dan kom ik terug,
Maar tot dan herinner ik mij eraan,
Dat ik zo weer kan gaan, want met

Eén stap,
Eén kleine stap, en Arie
Met één stap, adios.
’t Is één stap,
Lieverd, dat klinkt toch raar, nie?
Geen grimas,
Geef nu maar op, die jas.
Ik zeg het je nu, hé Arie,
Hier ben (ik)…

Oeps, bijna weg, Arie.
Die moeder van je vier kinders,
Uiteengespat op de winkelstraat.
Da’s geen fraai gezicht, Arie
En da’s ook jouw fout!

Oké, jij verdient de centen,
Da’s iets waar ik nooit om loog.
En als jij niets wilt verbrassen –
Jouw goed recht.
Maar jij kocht toch ook het penthouse,
Hier op zesenvijftig-hoog.
Nou tot ziens, schraper, tot ziens.

Dacht je dat ik niet afweet van haar?
Nou, toch wel, Arie.
Dacht je dat ik daar niets van weet,
Van de onzin die jij
Steeds verkoopt over mij:
Ik ben wanstaltig
En dik
En veeleisend,
Een bemoeial,
Een jeweetwel.
Het is vast waar.

Dit is waar ik thuishoor, ga je gang.
Waarom zeuren?
Waarom treurig zijn?
Kijk nou, Arie,
Iemand wordt al bang.
Let op de wind
En ik land in ’t publiek.
Geen geklaag meer,
ben trashy en ziek.
Wat een geweldige klote-ervaring, zeg.
Eindelijk, Arie, krijg ik ‘s wat aandacht.

En ’t is één stap,
Kijk eens waar één stap je brengt.
Met één stap ga je omhoog.
O, ’t is één stap,
Weg van de man die jou wil.

Fuck die jas,
Geef ’m aan haar, ik pas.
Nou goed, tabee,
En Arie, kijk ik zweef.

Arie,
O, ik meen het, Arie.
Arie!